Wat ik zo goed vind aan Scratch is dat leerlingen er zelf iets mee maken. Anders dan een poppetje door een doolhof sturen, maken ze zélf dat doolhof en dat poppetje.
Dat is natuurlijk veel leuker én leerzamer. De lol van Scratch is ook dat je meteen ziet wat je aan het maken bent.
Scratch leert kinderen ‘programmeren’. Tussen aanhalingstekens, omdat het programma zelf eigenlijk ook geprogrammeerd is. Het is dus geen hardcore programmeertaal waarbij je alleen maar regels code intypt.
Na Scratch is er een groot gat. Eventueel zou je leerlingen in het voortgezet onderwijs een echte programmeertaal kunnen leren, maar dat lijkt mij toch meer een keuzevak dan een verplicht vak. Want dat moet je wel heel graag willen. Het idee dat je via Scratch later meer programmeurs krijgt vind ik dan ook heel hoog gegrepen.
Digitale geletterdheid
Het is goed om kinderen ermee kennis te laten maken, zodat ze wat meer idee krijgen van hoe digitale producten en programma’s zijn gemaakt. Maar het zou beter zijn als het onderdeel is van een digitale geletterdheid bevorderings-programma op school.
Wat ik erg mis bij de codeclubs en bijvoorbeeld ook in de laatste Vives is de vraag of programmeren het doel is of het middel. Het moge duidelijk zijn dat ik meer van het laatste ben.
Online wereld
Want wat willen we kinderen nou eigenlijk leren? Inzicht in de online wereld, zodat ze daar zelfbewust aan kunnen deelnemen toch?
Een cursus Scratch of leerlijn programmeren is dan echt niet genoeg. Mediawijsheid, informatievaardigheden en ‘knoppenkunde’ horen daar ook bij. Zie dit model.
Maar ook het leren omgaan met nieuwe technieken als VR. En game design. En technologie leren gebruiken om tastbare dingen te maken. En oplossingen te vinden voor kleine of maatschappelijke vraagstukken.
Het is aan de school daar een visie over te vormen en te bepalen waar de accenten worden gelegd.