Veelvuldig gebruik van internet zou onze hersenen ‘ondiep’ maken, onze aandachtsspanne verkorten en ons gestrest, narcistisch en dommer doen worden. Dit soort onderzoeken en artikelen over ons internet- en social-mediagebruik verschijnen nog steeds met enige regelmaat.
Op 2 april was Howard Rheingold in het land, auteur van onder andere het boek Net Smart. Zijn idee is dat er misschien wel wat waar is van de beweringen van bovengenoemde zwartkijkers, maar dat dat niet ligt aan internet, smartphones en social media an sich, maar aan onszelf.
De oplossing ligt niet in het dan maar minder gebruiken, maar in het slimmer leren gebruiken.
Ik had eigenlijk geen kritische vraag voor Rheingold, omdat ik het gewoon helemaal met hem eens ben. Zijn inspirerende boek beschrijft grotendeels de thema’s waar ik als mediacoach met betrekking tot mediawijsheid mee bezig ben.
Mediawijsheid
‘Reflecteren op het eigen mediagebruik, om op basis daarvan weloverwogen keuzes te kunnen maken om het eigen media-handelen te optimaliseren’.
Dit is een van de tien mediawijsheidcompetenties opgesteld door Mediawijzer.net, het expertisecentrum over mediawijsheid. Het is de vaardigheid waar ik me het meeste mee bezighoud, bij kinderen en volwassenen.
Met Rheingold gecombineerd vertaalt zich dit in:
-
Slim meedoen op internet
(Rheingold: ‘participatory media’)
Dit varieert van iets kleins als een like op een Facebookpagina tot bloggen, het selecteren van informatie voor anderen (‘curation’), je mening geven via Twitter, meediscussiëren op LinkedIn, nieuwe contacten maken. Je leert hoe je jezelf het beste kunt uitdrukken tegenover je publiek (hier valt ook nettiquette onder) en bedenkt hoe je met je content meerwaarde voor hen kunt creëren. Zo kun je mensen op een andere manier naar dingen laten kijken en kun je bijdragen aan veranderingen. Met het slim neerzetten van je online identiteit creëer je mogelijkheden voor jezelf bijvoorbeeld op het gebied van werk of studie.
-
Slim informatie gebruiken
(Rheingold: ‘crap detection’)
Een continue stroom aan content trekt op het web aan ons voorbij. Omdat poortwachters als eindredacteuren hier ontbreken, en om niet teveel tijd kwijt te raken aan onbenulligheden, is het erg belangrijk deze informatie te kunnen shiften. Goede zoekvaardigheden en bewust worden van de bedoelingen van contentmakers (de kleur van krantenmakers, het verdienmodel van Facebook en Nu.nl) horen hier ook bij. Hoe kun je onderscheid maken tussen echt en nep, nuttig en onzin?
Hierbij wat tips.
-
Slim je aandacht gebruiken
(Rheingold: ‘mindfulness’)
Door meerdere auteurs en onderzoekers is beargumenteerd dat al die afleiding door onze smartphones, het multitasken (oftwel switchen tussen tv en mobiel, Facebook en huiswerk) en de angst iets te missen online niet goed voor ons zijn.
Enkele tips:
- Breng structuur aan in het social-mediagebruik (bepaal wanneer en hoelang, en wanneer niet).
- Leer kinderen hun social-mediabehoeften uit te stellen tot bepaalde momenten.
- Deel concentratie-vragende zaken op in blokken van 25 minuten (zie ook Focus! van Pardoen).
- Laat kinderen ‘s nachts geen mobieltjes meenemen naar de slaapkamer.
- Stimuleer doelgericht social-mediagebruik, zoals elkaar via een Facebookgroep helpen met huiswerk.
- Stimuleer het dieper denken.
- Organiseer de informatie, bijvoorbeeld door het aanmaken van lists op Twitter, notes op Evernote, mapjes in de mail.
- Neem af en toe een internet time-out.
- Zet push-berichten uit.
-
Slim gebruik maken van collectieve kracht
(Rheingold: ‘online collaboration’)
Co-creatie, crowd sourcing, crowd funding laten zien hoe goed het kan werken om via internet samen ideeën te ontwikkelen (‘collective intelligence’) en deze ergens voor in te zetten.
Hiervoor moet je onder andere mensen om je heen verzamelen die verschillende meningen en vaardigheden hebben, moet je zelf uiteraard een visie hebben, en een geschikt platform.
Een voorbeeld voor op school is bijvoorbeeld Sociaal met media.
En wat zou dat ons allemaal kunnen opleveren?
Bijvoorbeeld een jongen als deze. Hij maakte op zijn vijftiende een betaalbare test voor alvleesklierkanker. De kennis hierover deed hij hoofdzakelijk op via internet. “Je kunt de wereld veranderen met internet!” vindt hij. En dat vind ik ook.
En wie weet, is het over een paar jaar wel helemaal sociaal geaccepteerd dat we tijdens een gesprek ondertussen ook online met iemand aan het kletsen zijn op onze smartphones. Onze activiteiten veranderen, en daarmee onze hersenen ook.
Oftewel:
When the wind of change blows, some build walls, others build windmills. (Chinees gezegde)
— Omdenken (@Omdenken) April 2, 2013
Pingback:Niet minder, maar slimmer het internet gebruike...